Canapé’s en andere hapjes

Als kind mocht ik met mijn grootouders met Pasen mee naar een hotel op de Veluwe. Een van mijn favoriete lunchgerechten was een canapé: een geroosterde snee witbrood met gebakken champignons en verse peterselie.
Een canapé is een dunne snee brood zonder korst, al dan niet geroosterd, belegd met wat plakjes vlees, garnalen, gerookte zalm of met een kruidenboter. Een canapé kan geserveerd worden als voorgerechtje (amuse-gueule), als onderdeel van een hors d’oevre of kan als een zelfstandig gerecht, warm of koud, worden opgediend. Canapés moet je zo klaarmaken en meteen opdienen omdat anders het brood slap wordt. Dat is waarschijnlijk de reden dat het gerecht niet meer populair is.Het verschil met een sandwich is dat een canapé niet dubbel wordt geserveerd.

Een canapé met champignons

Ingrediënten voor 2 personen: 250 gr champignons, 4 sneetjes brood, wat takjes verse peterselie, boter, peper en zout

Voorbereiding
Veeg 250 gram champignons met keukenpapier schoon en snijd de onderste stukjes van de champignons. Snijdt champignons in plakjes. Verwarm een koekenpan op matig vuur en doe de champignons zonder vet in de pan en bedek de pan met een deksel. Laat de champignons garen op laag vuur, tot ze geslonken zijn maar nog niet slap. Haal ze van het vuur giet ze af en bewaar eventueel het vocht voor een soepje. Hak de peterselie fijn, Pel de knoflook doe die in een pers.

Bereiding
Smelt wat boter in de koekenpan op middelhoog vuur. Snijd de korstjes van het brood en rooster de sneetjes in een broodrooster lichtbruin. Als het brood heel licht bruint, is het tijd de champignons in de koekenpan te leggen en de knoflook er boven uit te knijpen. Blijf omscheppen.
Schep op elk sneetje geroosterd brood 1/4 deel van de gesmoorde champignons voeg peper, zout en de fijn gehakte peterselie toe. Serveer direct, op warme bordjes.